Column: Pech

Pech

“Lieke, ik ga naar de boswachterij om een ronde van tien kilometer te lopen. Kan nog net voordat het donker wordt!” deel ik haar mee. “Veel plezier. Dan zorg ik dat ik tegen die tijd het warme eten klaar heb.” antwoordt ze en geeft me een pakkerd. “Kijk je wel goed uit zo alleen in het bos?” komt er zorgzaam achteraan. “Doe ik altijd! Tot straks!” en weg ben ik.

De auto is geparkeerd en via brede paden ren ik kris kras door het bos. Een heerlijke tocht en als ik terug ben begint het al te schemeren. De achterklep van de auto gaat open om mijn bezwete kleding in de kofferbak te leggen. Bij het aantrekken van een droog shirt verlies ik mijn evenwicht en grijp naar houvast. De rand van de achterklep biedt even ondersteuning, dan glijd ik naar beneden, val alsnog en druk de klep dicht. Er klinkt een klik van het automatisch sluiten van de auto. Vette pech, want alle andere spullen liggen in de achterbak inclusief mijn mobiel en autosleutels. Ik kijk om me heen of er hulp in de omgeving is. Niemand te zien. Ik begin het koud te krijgen en besluit om naar huis te rennen. Dat is een afstand van ongeveer 7 kilometer over donkere wegen en paden. Het valt niet mee, maar een half uur later druk ik op de deurbel. Geen reactie. Ik roep door de brievenbus, druk nog eens langdurig op de bel en bonk op de ramen. Nu pas valt het me op dat er slechts één lichtje brandt in de woonkamer. Lieke is niet thuis. Gelukkig hebben de buren een sleutel van onze voordeur. De buurman doet open en met het openen van de voordeur walmt de geur van een warme maaltijd me tegemoet. Mijn maag begint te knorren en het water loopt me in de mond. Ik zeg dat de deur achter me dicht is gevallen en ontvang de sleutel. Op de keukentafel ligt een briefje. Lieke is opgeroepen voor een avonddienst i.v.m. ziekte. Door het aardedonker fiets ik terug, open de auto met de reservesleutel en leg de fiets in de achterbak. Op mijn telefoon staat ook nog een Appje van Lieke: ‘Geen tijd gehad om te koken. Je redt je wel. Tot vanavond.’ “Ook dat nog!” mopper ik en rijd met een rommelende maag huiswaarts. Hondsmoe val ik op de bank neer met voor me een stapel boterhammen en een mok koffie. De televisie zet ik aan, ga even liggen en na, wat aanvoelt als een hazenslaapje, word ik wakker. Een moment weet ik niet waar ik ben. Dan realiseer ik me dat het licht en televisie uit zijn en ik toegedekt ben met een deken. Ik kijk op de kamerklok. Die geeft 4 uur aan. Lieke heeft me laten slapen. Ik ga naar boven, doe mijn pyjama aan en kruip in bed. Lieke wordt half wakker en ik zeg: “Wat mij toch overkomen is!” Verder kom ik niet. “Dat hoor ik straks wel. Laat me nu slapen! Welterusten.” “Ach, je hebt van die dagen. Morgen wordt alles beter.” bedenk ik als ik dicht tegen mijn lief aan kruip.  

 

Gerben de Harder 

Nieuws Overzicht